Search This Blog

Thursday, March 29, 2007

Bond. James Bond (times 6)


Een succesvolle serie moet met zijn tijd meebewegen, dat bewijst de James Bond filmcyclus als geen ander. De boeken van Ian Fleming worden voor het eerst verfilmd in 1962 (Dr. No), met Sean Connery in de hoofdrol. Binnen de tijdgeest van verankering en conservatisme doet een spionagedrama het verrassend goed. Hoewel Ian Fleming in eerste instantie geen fan is van Connery (‘to uncouth for the role’) moet hij na het zien van de film direct toegeven dat het moeilijk is om iemand anders voor te stellen in de rol van ‘Bond. James Bond’. De rust en de ernst die hij in de rol legt, leggen ook de basis voor het succes van de films. Scherp, charmant en zonder angst, zet Connery een toegankelijke held neer, die volstrekt onomkoopbaar is, maar ook geestige one-liners weggeeft als “I think he got the point” (na het harpoeneren van een tegenstander) of “well, I’ve just been reviewing an old case” (als Miss Moneypenny hem stoort tijdens een vrijage).

Critici beschouwen de eerste twee films nog steeds als de meest Bond-achtige, zonder overvloedige gadgets. Ze drijven op de kracht van Connery als rots in de branding van een onzekere wereld, waarin ‘Spectre’ (Special Executives for Counter-Intelligence, Terrorism, Revenge and Extortion) staat voor alles waar men in die jaren bang voor is: vernietiging, anarchie en puur opportunisme. De behoefte aan orde en herkenbare helden, die daaruit voorkomt, maakt van zowel Dr. No als From Russia With Love een fenomenaal succes.
Hoewel James Bond zijn succesformule tijdens de grote exploratiedrift van eind jaren zestig in stand weet te houden door steeds meer nadruk te leggen op gadgets en het realistische karakter in te ruilen voor ‘larger than life’ situaties, voelt Connery zich steeds minder thuis in zijn rol. En terecht, Connery is niet ‘hip’. Connery is stoer.

Roger Moore weet een cynische, meer luchthartige en glamoreuze invulling te geven aan James Bond. Het karakter behoudt zo zijn relevantie binnen de maatschappelijke mentaliteit van de jaren zeventig, die langzaam draait richting verzadiging, onzekerheid en ironie. Moore treedt voor het eerst op in een ‘groovy’ Bond versie die met zijn Voodoo thema inhaakt op de angst voor sektes en cults die in die jaren sterk opkomen (Live And Let Die, 1973).
Bond wordt gedwongen steeds meer grappen en grollen te maken, met als hoogtepunt (en voor vele critici dieptepunt) Moonraker uit 1979. We zitten dan midden in een tijdperk van maatschappelijke anarchie, vervreemding (punk, krakers!) en banaliteit. Een treffende opmerking over Moonraker: ‘there is also a good film hidden between the outrageous sight gags’. Er wordt met de film bijna het niveau van slapstick bereikt. In die jaren geen probleem voor het publiek, ‘blatant silliness’ blijkt zelfs een aanbeveling. De film zet een opbrengstrecord voor Bondfilms neer dat pas met GoldenEye in 1995 wordt verbroken. Hij brengt echter ook hardcore Bondfans tot grootschalige protesten, waarna de producers beloven de meer serieuze kant van Bond weer naar voren te halen.

Precies op tijd voor een nieuwe tijdgeest, die begin jaren 80 de wereld overspoelt (en zal duren tot het einde van de tachtiger jaren), We herkennen de sfeer van begin jaren zestig. Na opportunisme en vervreemding is men weer op zoek naar ankers en nemen conservatieve, normen en waarden gedreven maatschappelijke discussies weer de overhand. Roger Moore moet dus meer ernst in zijn karakter brengen, in bijvoorbeeld Octopussy (1983). Door een langlopend juridisch conflict echter wordt er in datzelfde jaar nog een tweede Bond film uitgebracht, die nog duidelijker maakt dat er een volledige cirkel is afgewerkt. In ‘Never Say Never Again’ kruipt niemand minder dan Sean Connery nog een laatste keer in de huid van James Bond. Bijna logisch dat de critici verrukt zijn van zijn ‘world-weary’ interpretatie van de spion. De ernst en onkreukbaarheid die Connery Bond weer meegeeft glijden de tijdgeest binnen als koek.

Moore heeft zijn tijd dan wel gehad. Nieuwe tijdgeest, nieuwe Bond en aantreden doet Timothy Dalton. Twee films slechts zet hij James Bond neer (The Living Daylights (1987) en License To Kill (1989). Maar wel helemaal zoals het op dat moment moet. Er zijn veel minder gadgets en de intense speelstijl van Dalton geeft de rol nieuwe ernst en een serieus gevaarlijk randje. Critici vinden zijn acteren prijzenswaardig maar stippen aan dat Dalton de sexuele agressie van Connery en de zelfrelativerende ‘wit’ van Moore mist. Wat ze werkelijk missen is een belangrijk punt: na de jaren van cynisme en uitbundige gadgets, wordt het weer tijd voor een held die zijn taak als opperspion serieus neemt. We hebben het hier tenslotte over de tweede helft van de jaren 80, de jaren van Lubbers, Thatcher en Reagan. Orde en conservatieve regelmaat domineren de tijdgeest.

Misschien is het maar goed dat Bond na Dalton even pauze neemt. De muur valt, de koude oorlog komt tot een einde en in de tijdgeest van vernieuwing tussen 1989 en 1994 hebben we minder behoefte aan een standvastige spion. Pa wanneer halverwege de jaren negentig de onzekerheden weer toenemen en we een spiegelperiode van begin jaren zeventig ingaan, wordt het ook weer tijd voor James Bond om de wereld op het rechte pad te houden. Maar dan wel, je kunt het al bijna raden, met nieuwe ironie en zelfrelativering. Pierce Brosnan past weer perfect in de tijd. Zijn humor geeft het karakter lucht na de ernst van Dalton en de serie wordt opnieuw verluchtigd met uitbundige gadgets, stijl en charme. Pierce brengt met GoldenEye in 1995 het grootste succes ooit voor James Bond, zodat de serie het nieuwe millennium passeert zonder aan relevantie in te boeten. Om de tijdgeest verder eer aan te doen worden ‘koude oorlog’ verhalen ingewisseld voor nihilistische corporaties a la Spectre, die de wereld zien als een groot speelveld om persoonlijk gewin te halen (daarmee de latere Enron en Ahold schandalen verrassend voorspellend).

Brosnan tilt dus James Bond over het millenium heen, maar in 2006 is ook zijn tijdperk voorbij. Je kunt het ondertussen raden. Want na een periode van nihilisme en opportunisme volgt.. Jahoor, ankeren en conservatisme. En dus wordt Brosnan ingeruild voor Daniel Craig. Opnieuw zijn de media kritisch tot sterk negatief in de aanloop tot de premiere. Craig lijkt helemaal niet op James Bond zoals ze hem denken te willen zien! Maar als de film uiteindelijk in de bioscoop belandt, blijken de producers voor de zoveelste keer precies te weten wat we willen zien: Craig wordt geprezen om zijn harde, serieuze uitstraling die Bond een nieuwe ernst geeft. We zien hem, in een nostalgische swing, zelfs voordat hem zijn ‘license to kill’ verleend is. Pas op het eind van de film horen we het vertrouwde ‘Bond. James Bond’. Craig roept referenties op aan de eerste, stoere Bond, Sean Connery. En terecht. Want we zitten weer middenin eenzelfde type tijdgeest als tijdens de hoogtijdagen van Connery. Net als de tijd maakt ook James Bond gewoon weer een volledige cirkel rond.

1 comment:

Anonymous said...

Kwam Roger Moore vorige maand in de Scala in Milaan tegen, nou, daar is de tijdgeest ook over heen gegaan zeg!